Als in het holst van de nacht
de stilte in zachtste streling
de ziel aanraakt van dichter,
huurling, moeder, koning
tollenaar, prevelaar, zondaar
kunstenaar en geweldenaar,
iedere sterveling…
dan, verdrinkt het diepste ego
in het niets van zelf gesponnen zwart
kleurt geen aarde meer rood
is elk juk gewichtloos dat
in gegoten lust en last
haast de ziel tot breekbaar buigt
dan, blijft niets wat is
dan alleen kan het zijn
onverstoord
in pure onschuld gloren
en keer op keer weer sterven
met het cirkelen van de zon
tot op de dag dat we begrijpen
in de kleinste tel van tijd
dat de nacht nutteloos zal blijken
waarna het zijn alles
maakt en deelt
iedere sterveling zich laaft aan
wat nog steeds in onderdrukkend duister
in zuiverheid onder de korst verblijft.
© daan prevoo 27 mei 2012